De keizerspinguïn (Emperor penguin in het Engels) is de grootste pinguïnsoort ter wereld. Volwassen keizerspinguïns hebben een hoogte van gemiddeld 1,1 meter en een gewicht van ongeveer 22 tot 45 kilogram. Ze zijn alleen te vinden in Antarctica.
Opvallend aan de keizerspinguïn zijn hun strakke, zwart-witte veren met een vleugje oranje rond de nek, oren en op de borst. Deze verschillende kleuren werken als uitstekende camouflage tijdens het zwemmen en beschermen ze tegen roofdieren.
Keizerspinguïns zijn vooral bekend om hun unieke broedgedrag. In tegenstelling tot andere vogelsoorten, begint de broedperiode in de winter. Het mannetje broedt het enige ei uit dat het vrouwtje legt, terwijl het vrouwtje naar zee gaat om te voeden en haar energiereserves aan te vullen. Het ei wordt door het mannetje warm gehouden in de plooien van de huid boven de poten, dit komt door het gebrek aan nestmateriaal op het Antarctische ijs.
In de winter kunnen de temperaturen dalen tot -60 graden Celsius. Een groep mannelijke keizerspinguïns vormt een hechte kolonie om warm te blijven. Ze zorgen niet alleen voor het ei, maar ook voor de uitgekomen jongen tot het vrouwtje terugkeert.
Het dieet van de keizerspinguïn bestaat voornamelijk uit schaal- en weekdieren, vissen en inktvissen. Ze zijn uitzonderlijke duikers en kunnen duiktijden van meer dan 20 minuten halen op dieptes van meer dan 500 meter.